Deze verklarende termenlijst wordt u uitsluitend ter informatie aangeboden en is niet bedoeld als complete of gezaghebbende beschrijving van de hieronder gedefinieerde termen of van de privacy en/of veiligheidsconsequenties van de beschreven technologieën.

Verklarende woordenlijst

Aanmelding (authentication).  Het gebruik van een wachtwoord, certificaat, persoonlijk identificatienummer (PIN) of andere informatie om een identiteit te controleren via een computernetwerk. Bekijk ook Wachtwoord-gebaseerde aanmelding (password-based authentication), Certificaat-gebaseerde aanmelding (certificate-based authentication), Cliënt-aanmelding (client authentication), Server-aanmelding (server authentication).

Afluisteren (eavesdropping).  Heimelijke onderschepping van informatie die over een netwerk verzonden wordt, door een entiteit voor wie de informatie niet bedoeld is.

Bedriegen (spoofing).  Je doen voorkomen als iemand anders. Een persoon kan, bijvoorbeeld, doen voorkomen het mailadres jdoe@mozilla.com te hebben of een computer kan zichzelf identificeren als een stek genaamd www.mozilla.com terwijl hij dat niet is. Spoofing is een vorm van misrepresentatie (misrepresentation).

Beginpagina (home page). De pagina waarop uw bladerprogramma is ingesteld om deze elke keer dat u het start of wanneer u op de knop Beginpagina klikt weer te geven. Wordt tevens gebruikt om naar de hoofdpagina van een webstek te verwijzen, van waaruit u de rest van de stek kunt ontdekken.

Bladwijzer (bookmark). Een opgeslagen adres van een webpagina (URL) waar u gemakkelijk naar toe kan gaan door op een bladwijzerpictogram op de Persoonlijke werkbalk te klikken of door de naam van de bladwijzer te kiezen in het menu Bladwijzers.

Bron CO (root CA).  De certificerende organisatie CO (certificate authority (CA)) met een door zichzelf ondertekend certificaat aan de top van een certificatenketen (certificate chain). Bekijk ook ondergeschikte CO (subordinate CA).

Buffer (cache). Een verzameling, op de harde schijf van uw computer of in het werkgeheugen (RAM) ervan opgeslagen, kopiën van webpagina‘s. De browser verzamelt deze kopië terwijl u over het web bladert. Wanneer u op een koppeling klikt of een URL typt om een bepaalde webpagina op te halen waarvan de buffer al een kopie bevat, vergelijkt het bladerprogramma de gebufferde kopie met het origineel. Als er geen wijzigingen zijn geweest, gebruikt het bladerprogramma de gebufferde kopie in plaats van het origineel opnieuw op te halen, verwerkingstijd en ophaaltijd besparend.

Certificaat (certificate).  Het digitale equivalent van een identiteitskaart. Een certificaat specificeert de naam van een individu, bedrijf of andere entiteit and verzekert dat een openbare sleutel, die deel uitmaakt van het certificaat, werkelijk bij die entiteit hoort. Wanneer u een bericht of andere gegevens digitaal ondertekent, wordt de digitale handtekening van dat bericht gecreëert met behulp van de privé sleutel die correspondeert met de openbare sleutel in uw certificaat. Een certificaat wordt uitgegeven en digitaal ondertekend door een certificerende organisatie (certificate authority (CA)). De geldigheid van een certificaat kan gecontroleerd worden door de digitale handtekening (digital signature) van de CO te controleren. Wordt ook digitale ID, digitaal paspoort, openbaar-sleutelcertificaat, X.509 certificaat en veiligheidscertificaat genoemd. Bekijk ook openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography)..

Certificaat-gebaseerde aanmelding (certificate-based authentication).  Controle van identiteit op basis van certificaten en openbare-sleutel cryptografie. Bekijk ook wachtwoord-gebaseerde aanmelding (password-based authentication).

Certificaatverlenging (certificate renewal).  Het proces van verlenging van een certificaat (certificate) dat binnenkort verloopt.

Certificaatvingerafdruk (certificate fingerprint).  Een uniek nummer, geassocieerd met een certificaat. Het nummer is geen onderdeel van het certificaat zelf, maar wordt geproduceert door een wiskundige functie toe te passen op de inhoud van het certificaat. Indien de inhoud van het certificaat verandert, al is het maar één enkel teken, produceert de funktie een ander nummer. Certificaatvingerafdrukken kunnen daarom worden gebruikt om te controleren dat er niet met certificaten geknoeid is.

Certificatenbeheerder (Certificate Manager)  Het onderdeel van het bladerprogramma dat u in staat stelt certificaten te bekijken en beheren. Om het venster Certificatenbeheerder te zien: Open het menu Bewerken, kies Voorkeuren, klik op Privacy en Veiligheid en vervolgens Certificaten beheren.

Certificatencontrole (certificate verification).  Wanneer de Certificatenbeheerder (Certificate Manager) een certificaat controleert, bevestigt hij dat de digitale ondertekening gecreëert was door een CO wiens eigen CO certificaat zowel gearchiveerd is door de Certificatenbeheerder en als vertrouwd is gemarkeerd voor het uitgeven van dat soort certificaten. Hij bevestigt ook dat het certificaat dat wordt gecontroleerd niet als onvertrouwd aangemerkt is. Tenslotte, als het Online Certificate Status Protocol (OCSP, netwerkcertificaat-statusprotocol) geactiveerd is, voert de Certificatenbeheerder tevens een online controle uit. Dat doet hij door het certificaat op te zoeken in een lijst van geldige certificaten via een die wordt bijgehouden via een URL die ofwel gespecificeerd wordt in het certificaat zelf of in de controle-instellingen van het bladerprogramma. Indien een van deze controles mislukt, markeert de Certificatenbeheerder het certificaat als ongecontroleerd en zal de identiteit die het waarborgt niet herkennen.

Certificatenherroepingslijst (CHL) (certificate revocation list (CRL)).  Een lijst van herroepen certificaten die wordt gegenereert en ondertekent door een certificerende organisatie (CO) (certificate authority (CA)). U kunt de laatste CHL ophalen met het bladerprogramma of naar een server, vervolgens ertegen te controleren om te verzekeren dat certificaten nog steeds geldig zijn alvorens hun gebruik voor aanmelding toe te staan.

Certificatenketen (certificate chain).  Een hiërarchische reeks van door opveenvolgende certificerende organisaties ondertekende certificaten. Een CO certificaat identificeert een certificerende organisatie (CO) (certificate authority (CA)) en wordt gebruikt om certificaten te ondertekenen die door die organisatie worden uitgegeven. Een CO certificaat kan op zijn beurt ondertekend worden met het CO certificaat van een ouder CO, enzovoort tot aan de bron CO (root CA).

Certificerende organisatie CO (certificate authority (CA)).  Een dienst die een certificaat uitgeeft na het controleren van de identiteit van de persoon of entiteit die het certificaat bedoeld is te identificeren. Een CA vernieuwt en herroept ook certificaten en genereert op gezette tijden een lijst met ingetrokken certificaten. CAs kunnen onafhankelijke leveranciers zijn (zoals de opgesomde CAs bij cliënt certificaten (client certificates)) of een persoon of organisatie die serverprogrammatuur voor uitgave van certificaten (zoals Mozilla Certificaten Beheer Systeem) gebruikt. Bekijk ook certificaat (certificate), certificatenherroepingslijst (CHL) (certificate revocation list (CRL)).

Cliënt (client).  Programmatuur (zoals bladerprogrammatuur) die verzoeken zend naar en informatie ontvangt van een server, die normaal gesproken op een andere computer draait. Een computer waarop cliënt programmatuur draait wordt ook beschreven als cliënt.

Cliënt aanmelding (client authentication).  Het proces van aanmelden van een cliënt (client) bij een server, bijvoorbeeld met een naam en wachtwoord of met een cliënt SSL certificaat (client SSL certificate) en sommige digitale ondertekende gegevens. Bekijk ook Secure Sockets Layer (SSL), server aanmelding (server authentication).

Cliënt SSL certificaat (client SSL certificate).  Een certificaat dat een cliënt (client) (zoals bladerprogrammatuur) aan een server presenteert om de identiteit van de cliënt (of de identiteit van de persoon die de cliënt gebruikt) aan te melden gebruik makend van het Secure Sockets Layer (SSL) protocol. Bekijk ook cliënt aanmelding (client authentication).

CO (CA).  Bekijk certificerende organisatie (CO) (certificate authority (CA))

CO certificaat (CA certificate).  Een certificaat dat een certificerende organisatie identificeert. Bekijk ook certificicerende organisatie (CO) (certificate authority (CA)), ondergeschikte CO (subordinate CA), hoofd CO (root CA).

Componentenbalk (Component Bar). Het werkbalk die zich aan de linker onderkant van elk venster van Mozilla bevindt. De Componentenbalk stelt u in staat over te schakelen tussen componenten van Mozilla door op pictogrammen voor Navigator, Mail & Nieuwsgroepen, IRC chat, enzovoort te klikken.

Cookie. Een klein beetje informatie dat sommige webstekken op uw computer opslaan. Wanneer u zo een stek bezoekt, vraagt de stek uw browser een of meer cookies op uw harde schijf te plaatsen. Later, wanneer u naar de stek terugkeert, zendt uw bladerprogramma de cookies die toebehoren aan de stek er naartoe. Cookies helpen webstekken informatie over u bij te houden, zoals de inhoud van uw winkelwagen. U kunt uw cookie voorkeuren instellen om te controleren hoe cookies gebruikt worden en hoeveel informatie u webstekken wilt toestaan in ze op te slaan. Bekijk ook oneigen cookie (foreign cookie).

Cookie van derden (third-party cookie). Bekijk oneigen cookie (foreign cookie).

Cookiebeheerder (Cookie Manager). Het onderdeel van het bladerprogramma dat u kunt gebruiken om cookies te controleren. Voor details, bekijk De cookiebeheerder gebruiken.

Cryptografie (cryptography).  De kunst en praktijk van het verwarren (vercijferen) en ontwarren (ontcijferen) van informatie. Cryptographische technieken worden, bijvoorbeeld, gebruikt om informatie die tussen commerciële webstekken en uw browser stroomt te verwarren en ontwarren. Bekijk ook openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography).

Cryptografisch algoritme (cryptographic algorithm).  Een set regels of instrutcies die word gebruikt om cryptografische operaties uit te voeren zoals vercijfering (encryption) and ontcijferen (decryption). Soms een "vercijferingsalgoritme (cipher)" genoemd.

Digitale ID (digitale ID).  Bekijk certificaat (certificate).

Digitale ondertekening (digital signature).  Een uit de te ondertekenen gegevens en de privésleutel van de ondertekenaar gecreëerde code. Deze code is uniek voor elke nieuwe hoeveelheid gegevens. Zelfs een enkele, aan een bericht, toevoegde komma verandert de digitale ondertekening van dat bericht. Succesvolle controle van uw handtekening door daarvoor geschikte programmatuur verschaft niet alleen bewijs dat u de tranacactie of het bericht heeft goedgekeurd, maar verschaft ook bewijs dat de gegevens niet gewijzigd zijn sinds u het digitaal ondertekend heeft. Een digitale ondertekening heeft niets te maken met een handgeschreven ondertekening, al kan hij soms voor gelijke juridische doeleinden gebruikt worden. Bekijk ook onloochenbaar (nonrepudiation), knoeidetectie (tamper detection).

Dubbelle sleutelparen (dual key pairs).  Twee publiek-privé sleutelparen--4 sleutels tezamen--corresponderend met twee aparte certificaten. De privésleutel van ene paar wordt gebruikt voor ondertekeningsoperaties en de openbare en privé sleutels van het andere paar worden gebruikt voor vercijferings- en ontcijferingsoperaties. Elk paar correspondeert met een afzonderlijk certificat certificaat (certificate). Bekijk ook openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography).

Extensible Markup Language (XML).  Een open standaard voor het beschrijven van gegevens. In tegenstelling tot HTML stelt XML de ontwikkelaar van een webpagina in staat om speciale tags te definiëren. Voor meer informatie, zie het online W3C document Extensible Markup Language (XML).

Extensible Stylesheet Language Transformation (XSLT).  Een taal gebruikt om een XML dokument naar een ander XML dokument of naar een andere opmaak om te zetten. Voor informatie over ondersteuning door Mozilla van XSLT, bekijk Geavanceerde voorkeuren - geavanceerd.

File Transfer Protocol (FTP). Een standaard die gebruikers in staat stelt bestanden van een computer naar een andere te transporteren over een netwerk. U kunt uw bladerprogramma gebruiken om bestanden met gebruik van FTP op te halen.

FIPS PUBS 140-1.  Federal Information Processing Standards Publications (FIPS PUBS) 140-1 is een VS regeringsstandaard voor de implementatie van cryptografische modules--dat wil zeggen, apparatuur of programmatuur die gegevens vercijfert en ontcijfert of andere cryptografische operaties (zoals het creëren of controleren van digitale ondertekeningen). Veel produkten die verkocht worden aan de regering van de VS moeten voldoen aan een of meer van de FIPS standaarden.

Formulierenbeheerder (Form Manager). Het onderdeel van het bladerprogramma dat u helpt persoonsgegevens, zoals uw naam, adres, telefoonnummer enzovoort die u op online formulieren invoert op te slaan. Wanneer, vervolgens, een webstek u een formulier presenteert, kan de Formulierenbeheerder het automatisch invullen. Voor details, bekijk De formulierenbeheerder gebruiken.

Hoofdsleutel (master key).  Een symmetrische sleutel die door de Certificatenbeheerder gebruikt wordt om informatie te vercijferen. Wachtwoordenbeheerder, bijvoorbeeld, gebruikt de Certificatenbeheerder en uw hoofdsleutel om emailwachtwoorden, webstekwachtwoorden en andere opgeslagen gevoelige informatie te vercijferen. Bekijk ook symmetrische vercijfering (symmetric encryption).

Hoofdwachtwoord (master password).  Een wachtwoord dat door de Certificatenbeheerder gebruikt wordt om de, op een veiligheidsapparaat (security device) opgeslagen, hoofdsleutel en/of privésleutels te beschermen. De Certificatenbeheerder heeft toegang nodig tot uw privé sleutels nodig wanneer u, bijvoorbeeld, een emailbericht ondertekent of een van uw certificaten gebruikt om uzelf aan een webstek te identificeren. Het heeft toegang nodig tot uw hoofdsleutel wanneer de Wachtwoordenbeheerder of Formulierenbeheerder uw persoonlijke informatie leest of aanvult. U kunt uw hoofdwachtwoord instellen of wijzigen vanuit het voorkeurenpaneel Hoofdwachtwoord. Elk veiligheidsapparaat vereist een apart hoofdwachtwoord. Bekijk ook privé sleutel (private key), hoofdsleutel (master key).

Houder (subject).  De entiteit (zoals een persoon, organisatie of router) die door een certificaat (certificate) geïdentificeerd wordt. In het bijzonder bevat het veld houder van een certificaat de houdernaam (subject name) en andere eigenschappen van de gecertificeerde entiteit.

Houdernaam (subject name).  Een onderscheidende naam (ON )(distinguished name (DN)) die de houder (subject) van een certificaat (certificate) uniek beschrijft.

Hulptoepassing (helper application. Elke toepassing die wordt gebruikt voor het bekijken of openen van een door het bladerprogramma opgehaald bestand. Een plugin (plug-in) is een speciaal soort hulptoepassing dat zichzelf installeert in de map Plugins van de hoofdmap van de installatie van het bladerprogramma en normaal gesproken binnen het bladerprogramma zelf geopend kan worden. Microsoft Word, Adobe Photoshop en andere externe toepassingen worden beschouwd als hulptoepassingen maar niet als plugins, omdat zij zichzelf niet in de map van het bladerprogrammamap installeren, maar wel geopend kunnen worden vanuit het dialoogvenster voor het ophalen van bestanden.

Hypertext Markup Language (HTML).  De dokumentopmaak die wordt gebruikt voor webpagina‘s. De HTML-standaard definieert tags, of codes, die worden gebruikt om de tekstopmaak, de lettertypen, stijl, afbeeldingen en andere elementen te definiëren, die samen een webpagina vormen.

Impliciete toestemming (implicit consent).  ook bekend als aangenomen of "opt-out" toestemming. Wordt gebruikt om de privacy-instelling te beschrijven die webstekken kan toestaan informatie over u te verzamelen (bijvoorbeeld door middel van cookies en online formulieren) tenzij u uitdrukkelijk aangeeft de toestemming in te trekken door een optie te kiezen op een pagina die de webstek voor dat doel aanbiedt. Uw toestemming hoeft niet gevraagd te worden op het moment dat de informatie daadwerkelijk wordt verzameld.

Internet. Een wereldwijd netwerk van miljoenen computers die met elkaar communiceren gebruik makend van standaardprotocollen zoals TCP/IP. Oorspronkelijk ontwikkeld voor het leger van de VS in 1969, groeide het Internet uit om educatieve en wetenschappelijke instellingen te omvatten en, in de late jaren negentig, miljoenen bedrijven, organizaties en individuen. Tegenwoordig wordt het Internet gebruikt voor email, surfen over het World Wide Web, instantberichten, gebruikersgroepen, en vele andere doeleinden.

Internet Message Access Protocol (IMAP). Een standaard mailserver protocol dat u in staat stelt om al uw berichten en wijzigingen daarin op te slaan op de server in plaats van op de harde schijf van uw computer. Het gebruik van IMAP in plaats van POP bespaart schijfruimte en stelt u in staat vanuit elke lokatie toegang te krijgen tot uw gehele mailbox, inclusief verzonden en klad berichten en eigen mappen. Het gebruik van IMAP via een modem is meestal sneller dan het gebruik van een POP mailserver, omdat u om te beginnen alleen berichtkoppen ophaalt. Niet alle ISP's ondersteunen IMAP.

Internet protocol adres (IP adres) (Internet protocol address (IP address)). Het adres van een computer op een TCP/IP netwerk. Elke computer op het Internet heeft een IP adres. Cliënten (clients) hebben hetzij een permanent IP adres hetzij eentje dat ze dynamisch toegewezen wordt elke keer dat ze verbinding maken met het netwerk. IP adressen worden opgeschreven als vier groepen getallen, zoals dit: 204.171.64.2.

Java. Een programmeertaal ontwikkeld door Sun Microsystems. Een enkel Java programma kan draaien op vele verschillende soorten computers, zodat programmeurs niet verschillende versies voor verschillende computers hoeft te maken. Uw browser kan autmatisch Java programma‘s (ook wel applets genoemd) ophalen en uitvoeren.

JavaScript. Een scripttaal die algemeen gebruikt wordt om webpagina‘s te maken. Programmeurs gebruiken JavaScript om webpagina‘s meer interactief te maken; bijvoorbeeld, om formulieren en knoppen weer te geven. JavaScript kan met Java gebruikt worden, maar is technisch een aparte taal. Java is niet vereist om JavaScript juist te laten werken.

Lightweight Directory Access Protocol (LDAP).  Een standaardprotocol voor toegang tot mapdiensten, zoals gemeenschappelijke adresboeken, over meerdere platformen. U kunt uw bladerprogramma instellen om toegang te krijgen tot LDAP mappen via het Adressenboek. U kunt tevens Mail & Nieuwsgroepen instellen om een LDAP map te gebruiken voor het automatisch aanvullen van email addressen.

Lokatiebalk (Location Bar).  Het veld (en er bijbehorende knoppen) aan de bovenkant van een venster van Navigator waarin u een URL of zoekterm kunt typen. Voor details, bekijk Naar een andere pagina gaan.

Misrepresentatie (misrepresentation).  De presentatie van een entiteit als een persoon of organisatie die het niet is. Een webstek kan, bijvoorbeeld, doen alsof het een meubelzaak is terwijl het in feite alleen een stek is die creditcard-betalingen aanneemt maar nooit goederen verzend. Bekijk ook spoofing.

Navigatiebalk (navigation toolbar).  De werkbalk aan de bovenkant van het venster van het bladerprogramma die de knoppen Terug en Vooruit bevat.

Objectondertekening (object signing).  Een techniek die ontwikkelaars in staat stelt Java code, JavaScript scripts of andere soorten bestanden te ondertekenen en die gebruikers in staat stelt om de ondertekenaars te identificeren en de toegang tot locale systeembronnen door ondertekende code te controleren.

Object-ondertekeningscertificaat (object-signing certificate).  Een certificaat waarvan de corresponderende privésleutel gebruikt wordt om objecten zoals codebestanden te ondertekenen. Bekijk ook objectondertekening (object signing).

Ondergeschikte CO (subordinate CA).  Een certificerende organisatie (CO) (certificate authority (CA)) waarvan het certificaat door een andere ondergeschikte CO of door de bron CO is ondertekend. Bekijk ook certificatenketen (certificate chain), bron CO (root CA).

Onderscheidende naam (ON) (distinguished name (DN)).  Een speciaal geformatteerde naam die de houder van een certificaat uniek identificeert.

Ondertekingscertificaat (signing certificate).  Een certificaat waarvan de corresponderende privé sleutel (private key) gebruikt wordt te verzenden gegevens te ondertekenenen, zodat de ontvanger de identiteit van de afzender kan controleren. Certificerende organisaties (COs) geven vaak een ondertekingscertificaat, dat gebruikt zal worden voor het ondertekenen van emailberichten, tegelijkertijd uit met een vercijferingscertificaat (encryption certificate), dat gebruikt zal worden voor het vercijferen van emailberichten. Bekijk ook dubbele sleutelparen (dual key pairs), digitale ondertekening (digital signature).

Ondertekingssleutel (signing key).  Een privé sleutel die uitsluitend gebruikt voor ondertekenen. Een ondertekeningssleutel en corresponderende openbare sleutel, samen met een vercijferingssleutel (encryption key) en corresponderende openbare sleutel, vormen tezamen een dubbel sleutelpaar (dual key pairs).

Oneigen cookie (foreign cookie). Een cookie van een stek dat op uw computer wordt opgeslagen als u een andere stek bezoekt. Soms geeft een webstek inhoud weer van een andere webstek. Die inhoud kan alles zijn, van een plaatje tot tekst of een reclame. De tweede webstek die zulke elementen HOST is ook in staat een cookie in uw bladerprogramma op te slaan, ook al bezoekt u hem niet direct. Ook bekend als "cookie van derden (third-party cookie)."

Online Certificate Status Protocol (OCSP).  Een groep regels die de Certificatenbeheerder volgt om een online controle uit te voeren op de geldigheid van een certificaat elke keer dat het certificaat gebruikt wordt. Dit proces omvat het tegen een, op een bepaalde webstek bijgehouden, lijst van geldige certificaten controleren van het certificaat. Uw computer moet online zijn om met OCSP te werken.

Onloochenbaarheid (nonrepudiation).  Het niet in staat zijn, van de afzender van een bericht, te ontkennen het bericht daadwerkelijk verzonden te hebben. Een normale handgeschreven ondertekening biedt een vorm van onloochenbaarheid. Een digitale ondertekening (digital signature) biedt een andere vorm.

Ontcijfering (decryption).  Het proces van het ontwarren van gegevens die zijn vercijferd. Bekijk ook vercijfering (encryption).

Openbare sleutel (public key).  Een van een sleutels (keys) gebruikt in openbare-sleutel cryptografie. De openbare sleutel wordt vrijuit gedistribueerd en gepubliceerd als onderdeel van een certificaat (certificate). Het wordt normaal gesproken gebruikt om gegevens te vercijferen die aan de eigenaar van de sleutel verzonden worden, die de gegevens vervolgens met de corresponderende privé sleutel ontcijfert.

Openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography).  Een groep veelgebruikte technieken en standaarden die een entiteit (zoals een persoon, organisatie of apparatuur zoals een router) in staat stellen zijn identiteit electronisch te controleren of electronische gegevens digitaal te ondertekenen en vercijferen. Twee sleutels zijn betrokken: een openbare sleutel (public key) en een privé sleutel (private key). De openbare sleutel wordt gepubliceerd als onderdeel van een certificaat (certificate), dat die sleutel verbindt met een afzonderlijke identiteit. De corresponderende privé sleutel wordt geheim gehouden. Gegevens die vercijferd zijn met de openbare sleutel kunnen alleen ontcijferd worden met de privé sleutel.

Openbare-sleutel infrastruktuur (public-key infrastructure (PKI)).  De standaarden en diensten die het gebruik van openbare-sleutel cryptografie en certificaten in een netwerkomgeving mogelijk maken.

Persoonlijke werkbalk (Personal Toolbar).  De aanpasbare werkbalk die standaard net onder de lokatiebalk in Navigator verschijnt. Standaard bevat het knoppen zoals Beginpagina, Zoeken en Bladwijzers, enzovoort die u kunt toevoegen en verwijderen. U kunt tevens knoppen toevoegen of verwijderen voor uw favoriete bladwijzers, of mappen die groepen bladwijzers bevatten. Voor details, bekijk Persoonlijke werkbalk (Personal Toolbar).

PKCS #11.  De openbare-sleutel cryptografie standaard die veiligheidsapparaten zoals smartcards beheert. Bekijk ook veiligheidsapparaat (security device), smart card.

PKCS #11 module.  Een programma op uw computer dat cryptografische diensten beheert zoals vercijfering en ontcijfering die gebruik maken van de PKCS #11 standaard. Ook cryptographische module, cryptografische diesntverleners en veiligheidsmodules genoemd. PKCS #11 modules controleren hetzij apparatuur hetzij programmatuur. Een PKCS #11 module controleert altijd een of meer sloten. U kunt meer modules installeren op uw computer om smartcard lezers of andere apparatuur apparatuur te controleren.

Platform for Privacy Preferences (P3P). Een standaard gepubliceerd door het World Wide Web Consortium (W3C) ontwikkeld om gebrukers te helpen meer controle over het gebruik van persoonsgegevens door webstekken die ze bezoeken. Voor informatie over het gebruik van cookies bij webstekken die deze standaard ondersteunen, bekijk Privacy niveau‘s instellen. Voor information over de standaard, zie het internetdocument P3P Public Overview.

Plugin (plug-in). Een soort hulptoepassing die nieuwe mogelijkheden aan uw bladerprogramma toevoegt, zoals de mogelijkheid om audio- of videoclips af te spelen. In tegenstelling tot andere soorten hulptoepassingen, installeert een plugin zichself in de map Plugins van de hoofdmap van de installatie van het bladerprogramma en kan normaal gesproken in het bladerprogramma zelf worden geopend. Een audioplugin stelt u, bijvoorbeeld, in staat naar audiobestanden op een webpagina of in een emailbericht te luisteren. Macromedia Flash Player en Java zijn beide voorbeelden van plugin toepassingen.

Post Office Protocol (POP). Een standaard mailserver protocol dat vereist dat u nieuwe berichten naar uw lokale computer ophaalt—al kunt u er ook voor kiezen kopiën op de server achter te laten. Met POP kunt u al uw berichten, inclusief verzonden en klad berichten en eigen mappen, op één computer opslaan. Daartegenover staat IMAP, dat u in staat stelt uw berichten en alle wijzingen aan ze permanent op de server op te slaan, waar u toegang tot ze hebt van elke computer. De meeste ISPs ondersteunen momenteel POP.

Privé sleutel (private key).  Een van een paar sleutels (keys) gebruikt in openbare-sleutel cryptografie. De privé sleutel wordt geheim gehouden en gebruikt om gegevens te ontcijferen die met de corresponderende openbare sleutel vercijferd zijn.

Programmatuur veiligheidsapparaat (software security device).  Het standaard veiligheidsapparaat (security device) dat de Certificaatbeheerder gebruikt om met uw certificaten verbonden privé sleutels op te slaan. Naast privé sleutels slaat het programmatuur veiligheidsapparaat ook de hoofdsleutel op die de Wachtwoordenbeheerder gebruikt om email- en webstekwachtwoorden en andere gevoelige informatie op te slaan. Bekijk ook privé sleutel (private key) en hoofdsleutel (master key).

Proxy. Een intermediair of "bemiddelend" programma dat zowel als server en als cliënt (client) optreedt met als doel verzoeken namens andere cliënten uit te voeren.

Secure Sockets Layer (SSL).  Een protocol dat wederzijdse aanmelding mogelijk maakt tussen een cliënt (client) en een server met als doel een gewaarborgde en vercijferde verbinding op te zetten. SSL draait boven TCP/IP en onder HTTP, LDAP, IMAP, NNTP en andere hoger niveau netwerkprotocollen. De nieuwe Internet Engineering Task Force (IETF) standaard Transport Layer Security (TLS) is gebaseerd op SSL. Bekijk ook aanmelding (authentication), vercijfering (encryption).

Server.  Programmatuur (zoals programmatuur die webpagina‘s aanbiedt) die verzoeken ontvangt van en informatie verzendt naar cliënten (clients), die normaal gesproken op een andere computer draait. Een computer waarop serverprogrammatuur draait wordt ook beschreven als server.

Server aanmelding (server authentication).  Het proces van het identificeren van een server aan een cliënt (client) door gebruik te maken van een server SSL certificaat (server SSL certificate). Bekijk ook cliënt aanmelding (client authentication), Secure Sockets Layer (SSL).

Server SSL certificaat (server SSL certificaat).  Een certificaat dat een server presenteert aan een cliënt (client) om de identiteit van de server aan te tonen gebruik maken van het Secure Sockets Layer (SSL) protocol.

Sleutel (key).  Een groot nummer dat wordt gebruikt door een cryptographisch algoritme (cryptographic algorithm) om gegevens te vercijferen of ontcijferen. Iemands openbare sleutel, bijvoorbeeld, stelt anderen in staat berichten aan die persoon te vercijferen. De vercijferde berichten moeten ontcijferd worden door de corresponderende privé sleutel. Bekijk ook openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography).

Slot.  Een apparaat, of zijn equivalente in programmatuur, dat wordt gecontroleerd door een PKCS #11 module en ontworpen is om een veiligheidsapparaat (security device) te bevatten.

Smartcard (smart card).  Een klein apparaat, meestal ter grootte van een creditcard, dat een microprocessor bevat en in staat is cryptografische informatie (zoals sleutels en certificaten) op te slaan en cryptografische bewerkingen uit te voeren. Smartcards gebruiken de standaard PKCS #11. Een smartcard is een soort veiligheidsapparaat (security device).

SSL.  Bekijk Secure Sockets Layer (SSL).

Statusbalk (Status Bar).  De werkbalk die aan de onderkant van elk venster van Mozilla verschijnt. Deze bevat de Componentenbalk (Component Bar) aan de linkerkant en statuspictogrammen aan de rechterkant. In Navigator, bijvoorbeeld, bevat hij statuspictogrammen zoals het slot pictogram.

Symmetrische vercijfering (symmetric encryption).  Een vercijferingsmethode die gebruik maakt van een enkele cryptografische sleutel om een gegeven bericht zowel te ver- als ontcijferen.

TCP.  Bekijk Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP).

TLS.  Bekijk Secure Sockets Layer (SSL).

Token.  Bekijk veiligheidsapparaat (security device).

Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Een Unix protocol gebruikt om computers die een verscheidenheid aan besturingssystemen draaien te verbinden. TCP/IP is een essentieel Internet protocol en is een wereldwijde standaard geworden.

Uniform Resource Locator (URL). Het gestandaardiseerde adres dat het bladerprogramma vertelt hoe een bestand of andere bron op het Web te vinden. Bijvoorbeeld: http://www.mozilla.org. U kunt URLs typen in de Lokatiebalk van het bladerprogramma om toegang te krijgen tot webpagina‘s. URLs worden tevens gebruikt in de koppelingen op webpagina‘s waarop u kunt klikken om naar andere webpagina‘s te gaan. Ook bekend als een Internet adres of webadres.

Veiligheidsapparaat (security device).  Apparatuur of programmatuur die cryptografische diensten zoals vercijferen en ontcijferen aanbiedt en certificaten en sleutels kan opslaan. Een smartcard is een voorbeeld van een in apparatuur geïmplementeerd veiligheidsapparaat. De Certificatenbeheerder (Certificate Manager) bevat zijn eigen ingebouwde veiligheidsapparaat, genaamd programmatuur veiligheidsapparaat, dat altijd beschikbaar is terwijl het bladerprogramma draaiende is. Elk veiligheidsapparaat wordt beschermd door zijn eigen hoofdwachtwoord (master password).

Veiligheidscertificaat (security certificate).  Bekijk certificaat (certificate).

Veiligheidsmodule (security module).  Bekijk PKCS #11 module.

Veiligheidstoken (security token).  Bekijk veiligheidsapparaat (security device).

Vercijferingsalgoritme (cipher).  Bekijk cryptografisch algoritme (cryptographic_algorithm).

Vercijfering (encryption).  Het proces van het verwarren van informatie op zo een manier dat de betekenis ervan wordt verborgen. Vercijferde verbindingen tussen computers maken het, bijvoorbeeld, erg moeilijk voor derden om informatie die door de verbing stroomt te ontwarren, of ontcijferen. Vercijferde informatie kan alleen ontcijferd worden door iemand die over de geschikte sleutel beschikt. Bekijk ook openbare-sleutel cryptografie (public-key cryptography).

Vercijferingscertificaat (encryption certificate).  Een certificaat waarvan de openbare sleutel correspondeert met een privésleutel die enkel voor vercijfering wordt gebruikt. Vercijferingscertificaten worden niet gebruikt voor ondertekeningsoperaties. Bekijk ook dubbele sleutelparen (dual key pairs), ondertekingscertificaat (signing certificate).

Vercijferingssleutel (encryption key).  Een privésleutel ie enkel voor vercijfering wordt gebruikt. Een vercijferingssleutel en zijn equivalente openbare sleutel, plus een ondertekingssleutel en diens equivalente openbare sleutel, vormen samen een dubbelle sleutelparen (dual key pair).

Vertrouwen (trust).  Zekere betrouwbaarheid van een persoon of entiteit. In de context van openbare-sleutel infrastruktuur (public-key infrastructure (PKI)), verwijst vertrouwen normaal gesproken naar de relatie tussen de gebruiker van een certificaat en de certificerende organisatie (CO) (certificate authority (CA)) die het certificaat heeft uitgegeven. Indien u de Certificatenbeheerder gebruikt om aan te geven dat u een CO vertrouwt, vertrouwt de Certificatenbeheerder geldige, door die CO uitgegeven, certificaten, tenzij u anders aangeeft in de instellingen voor individuele certificaten. U kunt het tabblad Organisaties in de Certificatenbeheerder gebruiken om de soorten certificaten aan te geven die u specifieke COs al dan niet toevertrouwt uit te geven.

Vervalsingsetectie (tamper detection).  Een mechanisme dat verzekert dat in elektronische vorm ontvangen gegevens niet vervalst zijn; dat wil zeggen, dat de ontvangen gegevens volledig overeenkomen met de oorspronkelijke versie van dezelfde gegevens.

Vingerafdruk (fingerprint).  Bekijk certificaatvingerafdruk (certificate fingerprint).

Wachtwoord voor reservekopie van certificaat (certificate backup password).  Een wachtwoord dat een certificaat beschermt waarvan u een reservekopie maakt of waarvan u voorheen een reservekopie gemaakt heeft. De Certificatenbeheerder vraagt u dit wachtwoord in te stellen wanneer u een reservekopie van een certificaat maakt en verzoekt erom wanneer u probeert een certificaat te herstellen waarvan voorheer een reservekopie is gemaakt.

Wachtwoord-gebaseerde aanmelding (password-based authentication).  Betrouwbare identificatie door middel van een naam en een wachtwoord. Bekijk ook aanmelding (authentication).

Wachtwoordenbeheerder (Password Manager). Het onderdeel van het bladerprogramma dat u kan helpen om sommige of alle namen en wachtwoorden te onthouden door ze op de harde schijf van uw computer op te slaan en ze automatisch voor u kan invullen als zulke stekken bezoekt. Voor details, bekijk De wachtwoordenbeheerder gebruiken.

Webpagina (web page). Een enkel dokument op het World Wide Web dat gespecificeerd wordt door een uniek adres of URL en dat tekst, koppelingen en afbeeldinge kan bevatten.

Webstek (web site). Een groep gerelateerde webpagina‘s gekoppeld door koppelingen en beheerd door één bedrijf, organisatie of individu. Een webstek kan tekst, afbeeldingen, audio- en videobestanden en koppelingen naar andere webstekken bevatten.

World Wide Web. Ook bekend als het Web. Een deel van het Internet dat bestaat uit op webservers opgeslagen en door cliënten (clients), webbladerprogramma‘s genoemd (zoals Mozilla), weergegeven webpagina‘s.

Zoekmachine (search engine). Een web-gebaseerd programma dat gebruikers in staat stelt specifieke informatie van het World Wide Web te zoeken en op te halen. De zoekmachine kan de volledige tekst van webdocumenten of een lijst trefwoorden doorzoeken, of gebruik maken van bibliothekers die webdocumenten inspecteren en handmatig indexeren voor het ophalen. Gewoonlijk typt de gebruiker een woord of zinsnede in een zoekvenster en geeft de zoekmachine koppelingen naar relevante webpagina‘s weer.

Terug naar het begin van de verklarende woordenlijst ]

Vertaald door Peter Elderson, 12 mei 2003.

Bijgewerkt door Martijn Ras, 13 juli 2003.